Handelingen vandaag gelezen – Uit ons eigen gelijk

Half oktober verliet een lange stoet journalisten het Amerikaanse ministerie van Defensie, het Pentagon. Honderden journalisten pakten hun biezen, nadat ze hun perskaart hadden ingeleverd en hun spulletjes in de welbekende doos hadden gedaan. De honderden journalisten van CNN tot zelfs het Trump-gezinde Fox News namen ontslag omdat zij vonden dat zij niet meer de vrijheid hadden om vragen te stellen. Het Pentagon wil de controle over alles wat zij publiceren. Geen lastige vragen alsjeblieft! Het is tekenend voor wat er gaande is, in de Verenigde Staten en op vele plaatsen in deze wereld.

Avondshow presentator Jimmy Kimmel stelde een kritische vraag over Charlie Kirk – en hem werd zijn show afgenomen. Deze zomer nog stelde senator Alex Padilla een vraag over het beleid van de tot de tanden toe bewapende Nationale Garde die in Los Angeles werd ingezet om met grof geweld de stad van vreemdelingen en migranten te ‘bevrijden’. Hij werd door de politie tegen de grond gewerkt.

Het is tekenend voor de geest die momenteel waait in nota bene het ‘land of the free’. Alles wat anders is, iedereen die een vraag stelt, moet geëlimineerd worden. Lastige stemmen moeten monddood gemaakt. Wie om zich heen kijkt, ziet met ontzetting hoe uit vele flessen vele geesten zijn gekropen die haat zaaien, die alle remmen losgooien. Destructieve geesten die de bijl aan de wortel zetten van wat zo zorgvuldig en kwetsbaar is opgebouwd na de grote rampen van de twintigste eeuw.

Het bijbelboek Handelingen der Apostelen vertelt over een heel andere geest dan die waarvan wij momenteel getuige zijn. Dat boek opent met een verhaal over een geest van broederschap, van één gezamenlijke taal, van begrip en gedeelde vreugde. Die geest moest dan ook van elders komen, ‘uit den hoge’. Om ons een andere, betere wereld te binnen te brengen. Juist in een wereld waar de geest van twist en oorlog waait.

Saulus

Een aantal hoofdstukken verder ontmoeten we Saulus (Handelingen 9). Hij staat te blazen, zo staat er letterlijk. En zijn adem stinkt behoorlijk. Hij ruikt naar moord en dreiging. De pneuma, de geest die hij uitblaast, is niet te harden. Hoe komt een mens aan zo’n adem? Hoe komt een mens zo geharnast, zo opgesloten in zichzelf, zo weinig ontvankelijk voor wat menselijk is? Is dat opvoeding? Of angst? Of ligt het aan de economische bestaansonzekerheid? We moeten denk ik oppassen met het psychologiseren of economiseren van de motieven van diegenen die er zulke geharnaste ideologieën op na houden. De geesten van deze tijd te reduceren tot economie of psychologie doet geen recht aan de kracht ervan. We kunnen dat verlangen naar een groot Russisch Rijk, of naar het groot maken van Amerika, of de haat jegens vreemdelingen niet reduceren tot een kwestie van geldgebrek. Of tot psychologie alleen.

En toch. Deze Saulus heeft zijn harnas aangetrokken, overtuigd van de orde die hij namens de religieuze autoriteiten moet bewaken. Die ‘mensen van de weg’, zoals de leerlingen van Jezus genoemd worden, moeten bestreden worden. Want die morrelen aan zekerheden. Die stellen vragen bij het vertrouwde, bij wat nu eenmaal altijd zo was. Volgens de schrijvers van Handelingen heeft dit alles te maken met die vreemde Jezus zelf – die de bestaande orde op zijn kop zette door met hoeren en tollenaars te eten, de hokjesgeest te doorbreken. Ze vertellen dat hij verlamden op hun benen zet en zelfs doden doet opstaan.

Maar kritische daden moeten geëlimineerd worden. Tot de tanden toe gewapend, met zijn stinkende adem, gaat Saulus eropaf. Zijn angst verbergend achter zijn stoere taal en zijn sterke wapens. Hij draagt nota bene de naam van een koning uit de Hebreeuwse bijbel: Sjaoel, Saul. Daar kan hij prat op gaan. Maar over die koning Saul, naar wie Saulus vernoemd is, wordt verteld dat hij innerlijk gekweld wordt door angsten. Ergens weet hij dat hij het niet is. Dat dit niet de weg is. Uiteindelijk heeft hij David, de herdersjongen, nodig om hem van zijn angsten en depressies te genezen. En precies die kwetsbaarheid, daar wil koning Saul niet aan. Zoals ook deze Saulus niet weten wil van kwetsbaarheid, van vragen, van onzekerheden. Geharnast gaat hij af op zijn doel.

Damascus

Op weg naar Damascus om die lastige vragenstellers te vervolgen, gebeurt het omgekeerde van wat hij voor ogen had: Saulus valt zelf met zijn gezicht ter aarde. De gewapende macht, de nationale garde, ligt zelf languit in het stof. De vertellers schrijven over een licht uit de hemel. Alsof ze willen zeggen: denk eens aan het licht uit het eerste hoofdstuk van de bijbel, het boek Genesis. Dat licht van ‘in den beginne’, bedoeld om ontmoeting mogelijk te maken, gaat op over de woeste wolf Saulus. We hadden misschien verwacht te lezen over bliksem of donder voor deze moordenaar: op z’n minst een straf, een waarschuwing, een boete. Maar er geschiedt enkel licht. De duisternis van Saulus’ ziel wordt geënterd door dit onweerstaanbare licht. En door een stem. Ook daar klinkt Genesis 1 in door. Iemand spreekt. In de bubbel waarin Saulus zich bevond, en waarin hij alleen nog zijn eigen stem en zijn eigen gelijk hoorde, klinkt opeens een wóórd – en dat woord dat heeft een vaag vertrouwde klank: ‘Sjaoel, Sjaoel, waarom vervolg jij mij?’

De schrijvers kennen hun klassieken. Met deze woorden roepen ze een ander verhaal in herinnering, namelijk het verhaal waarin koning Saul zijn rivaal David op de hielen zit om hem te doden. Maar dan treft David, zo wil het verhaal, koning Saul slapend aan, in al zijn kwetsbaarheid. Davids assistent moedigt hem aan: ‘Dood hem toch, dit is je kans!’ Maar de nieuwe koning David spaart de oude koning Saul: hij doodt hem niet.

Drie dagen

Saulus wordt ons voorgesteld als door en door religieus, aangesteld door de top van zijn religieuze instituut, een jonge getalenteerde Schriftgeleerde. Maar in dat licht dat hem ter aarde werpt, wordt zijn geloof in die ‘god’ juist aan het wankelen gebracht. Het hele religieuze programma, de ideologie waarvan hij de vaandeldrager was, wordt tegen de grond gewerkt. ‘Wie ben jij?’ vraagt hij verbijsterd. Het is misschien wel de eerste keer dat hij een vraag stelt. In plaats van altijd maar zijn waarheden rond te toeteren. Opeens weet hij het niet meer. Wie roept mij hier bij mijn naam? Alles staat te wankelen. Dit is geen bekering tot zekerweten of tot een vastomlijnd programma. Eerder een bevrijding uit dat geharnaste leven. Drie dagen lang ziet hij niets, hij eet niet en drinkt niet, vertelt het verhaal. Saul sterft als het ware. ‘Wie ben jij?’ is de enige tekst die hij spreekt in dit verhaal. Er komt verder geen woord over zijn lippen. ‘Ik ben Jezus die jij vervolgt,’ zegt die stem. En dan: ‘Sta op!’ Saulus hoeft niet in het stof te blijven liggen. Hij mag opstaan. Er zijn mensen om hem heen, die hem overeind helpen. Die hem verzorgen en bij de hand nemen.

Bevrijding

In Saul gaat het natuurlijk ook om ons eigen verlangen alles te houden zoals het is. Dat we ons maar al te graag verschuilen achter in beton gegoten waarheden; dat we ons liever blijven ophouden in de angstige eigen bubbel, omdat we vooral bezig zijn met erkend te worden, of erbij te horen, of geen vragen te stellen bij de muren die we om ons heen hebben opgetrokken.

Ook de Saulus in ons wordt aangesproken. En daarom eindigt het verhaal van Handelingen 9 niet – eind goed, al goed – met een Saulus die weer mag opstaan, maar met Ananias, iemand ‘van de Weg’, een leerling van Jezus in Damascus. Je zou zeggen: iemand die van Jezus geleerd heeft om boven de hokjes uit te denken, die in de vrijheid is gezet, bevrijd van al die hokjes en oordelen. Ook deze Ananias krijgt een stem te horen. Maar hij schrikt niet; hij zegt, keurig, zoals het een echte bijbelse profeet betaamt: ‘Hier ben ik.’ De stem zegt hem dat hij naar Saulus moet gaan. Maar dat gaat zelfs de messiaanse deugmens Ananias te ver. Naar goed Joods gebruik gaat hij niet nederig voor zijn god door de knieën, maar hij gaat in gesprek. Zoals Abraham dat deed om te onderhandelen over Sodom (Genesis 18), en zoals Mozes zijn god herinnerde aan diens beloftes (Exodus 32-33). Ananias antwoordt zijn god: ‘Nou, ik heb wat informatie ingewonnen, maar dit is geen goed idee… Ik zal u even bijpraten, maar deze man deugt dus echt niet. Hij heeft uw gemeente vervolgd, hij heeft van alles kwaads gedaan. U bent daarboven misschien niet helemaal goed op de hoogte, maar deze man past niet echt in ons profiel, hoor.’

Niet alleen Saulus’ geharnaste geloof staat te wankelen, ook de zekerheden van Ananias moeten eraan geloven. Die vreemde stem wil het juist mét Saulus doen: ‘Deze Saulus zal de geest van medemenselijkheid verder brengen, naar alle uithoeken van de aarde.’ Ananias kijkt op zijn neus. Ook hij – ook de gemeenschap die hij verbeeldt – moet bekeerd. Bekeerd om te doen wat moet gedaan: licht brengen aan geharnaste zielen zoals Saulus. Ananias gaat naar Saulus en reikt hem de hand. Als iemand die het, net als hij, moet hebben van de hulp van een ander. Hij heeft ontdekt dat deze stem anders is dan hij dacht. Een verhaal dat ons uitdaagt de hand te reiken aan wie zich angstig verschuilen in hun harnas en dat ons wil bevrijden van ons eigen gelijk.

Tegengif

logo tegengif

Tegengif is een tijdschrift op het snijvlak van politiek, literatuur en bijbel, dat vier keer per jaar uitkomt. Om elkaar een kritische spiegel voor te houden met goede verhalen uit oude bronnen, met nieuwe en beproefde gedichten, met wakkere opinie en leerzame stemmen uit het verleden en het heden.

Agenda