Bas Heijne (1960) is essayist en vertaler. In december 2016 werd hem de P.C. Hooft-prijs 2017 toegekend voor zijn beschouwend proza. De laatste jaren publiceerde hij een serie essays waarin hij licht werpt op een belangrijke tekst uit het verleden en het belang van die tekst voor vandaag. Achtereenvolgens schreef hij over teksten van Menno ter Braak, George Orwell en Albert Camus. Dit jaar liet hij zich inspireren door een toespraak uit het jaar 431 vóór het begin van onze jaartelling van de Atheense staatsman Perikles, en schreef in het licht van die speech een essay over democratie. Hoe heeft Bas Heijne dit najaar gekeken naar ‘het feest van de democratie’ – de verkiezingen? En wat wil hij zijn lezers met zijn essay duidelijk maken?
Ben je gelukkig met de uitkomst van de verkiezingen?
‘Ik ben vooral blij dat er een generatie politici is opgestaan die zich niet meer in het defensief laat dringen door de toon en de brutaliteit van Geert Wilders. Dat laat onverlet dat er nog steeds veel steun is voor radicaal-rechtse politiek. Wilders houdt vast aan zijn verhaal over migratie – dat het een existentieel probleem is in onze samenleving dat “ons Nederland” dreigt weg te vagen – en een deel van zijn kiezers zal zich die Apocalyps niet laten afnemen. Te veel politici waren lang vooral druk met reageren op wat Wilders te berde bracht – door met cijfers te komen en te nuanceren hoe zaken toch anders liggen. Maar zolang je vooral reageert op het verhaal van een ander, kom je aan je eigen verhaal niet toe. Rob Jetten heeft er een positief verhaal tegenover weten te stellen, waarin hij bovendien een andere invulling heeft gegeven aan nationale trots: hoe hij de Nederlandse vlag, symbool voor onze kleine wereld, heeft gepositioneerd náást de Europese vlag, symbool voor het kosmopolitisme dat D66 toch altijd heeft aangekleefd – psychologisch is dat heel sterk gedaan. Maar… nu komt het er natuurlijk wel op aan! Als je mensen iets belooft als een tientje ergens bij of af, dan is dat een belofte die je kunt breken zonder het vertrouwen in de politiek wezenlijk aan te tasten. Maar als het Jetten straks niet zou lukken om handen en voeten te geven aan dat grotere verhaal – over voor elkaar zorgen, over solidariteit, gemeenschap – dan stel je mensen op een heel ander niveau teleur.’
Is dat niet waar juist het CDA geprobeerd heeft op in te spelen? Door te zeggen: wij gaan niet beloven wat we niet waar kunnen maken. En: we zijn transparant over de offers die we vragen.
‘Ik denk dat die boodschap tot op zekere hoogte ook heeft gewerkt. Maar Henri Bontenbal oogde tegen het eind van de campagne aarzelender dan in het begin, alsof hij niet echt in de rol van kandidaat-premier durfde stappen. En dan het interview bij Nieuwsuur… Natuurlijk schuurt artikel 23 met artikel 1. Maar mijn principe is: als je de vrijheid krijgt van de staat om je geloof te belijden en je leven daar ook naar in te richten, dan moet je die vrijheid vervolgens ook aan anderen gunnen. Dat ging Bontenbal uit de weg. Vervolgens leek hij ook nog de slachtofferkaart te spelen: eigenlijk zijn wij christenen de échte slachtoffers van intolerantie. Maar laten we wel zijn: als je bedenkt wat christenen seksuele minderheden hebben aangedaan, kun je die insteek beter achterwege laten. Dat schoot bij mij in elk geval echt in het verkeerde keelgat.’
Terug naar de Apocalyps: hoe zouden we meer mensen kunnen overtuigen van een ander verhaal?
‘Een deel van de mensen zal die negatieve romantiek niet loslaten; ze hebben te veel geïnvesteerd in hun identiteit van ‘underdog’ om die nu prijs te geven. Maar een ander deel staat open voor een ander, hoopvoller verhaal, mits ze voelen – en dat is echt van belang – dat ze erin mee kunnen doen. Je zult met de “afgehaakten” in gesprek moeten, zoals Jetten tijdens deze campagne ook deed, en laten zien dat je ze gehoord hebt. En vergeet ook niet: waar het gezellig is, daar wil iedereen uiteindelijk heen. Het is net als een café. Een positief verhaal over een pluriforme samenleving die de luiken openzet naar buiten – daarmee zul je een groep mensen kunnen terugwinnen, áls je hen ervan kunt overtuigen dat dat perspectief niet alleen voor een elite is weggelegd, maar dat zij welkom zijn om daaraan mee te bouwen.’
Wat is daarvoor nodig?
‘De eerste voorwaarde is dat je het verhaal zelf echt voelt en gelooft. Authenticiteit. Mensen hebben daar een redelijke radar voor: of jouw verhaal geworteld is in een overtuiging of – en dat is eerlijk gezegd wat ik denk dat mensen een tijd lang voelden bij bijvoorbeeld D66 – dat het niet dieper steekt dan de weldenkendheid van een klasse; dit hóór ik te vinden. Zeker in deze tijd van internationale dreiging en antidemocratische krachten worden we allemaal uitgedaagd om uit te komen voor waar we in geloven en waar we voor willen strijden.’
Nu Jetten de deuren van zijn café een stukje heeft opengezet voor kiezers met andere overtuigingen dan D66 klassiek huldigt: ligt het niet voor de hand om eerst over rechts te gaan formeren, met JA21?
‘Waarom? De VVD beweert dat die optie het meest recht zou doen aan wat de kiezer wil, omdat het linkse blok kleiner is geworden. Je kunt ook zeggen: de uitslag laat vooral zien dat de kiezer stabiel bestuur wil. Dat zie ik met JA21 niet gebeuren. Daar hebben ze de mensen niet voor. En zonder extra partijen aan boord is het aantal stemmen waar deze coalitie op zou steunen mijns inziens te klein. Onderzoek laat bovendien zien dat het merendeel van de kiezers meer vertrouwen heeft in een coalitie met D66, CDA, VVD en GroenLinks-PvdA. Dus als de VVD de wil van “de kiezer” wil honoreren: zet dan in op deze coalitie, zou ik zeggen.’
Zetten we de rechtse kiezer dan niet opzij? In jouw essay benadruk je dat het in een democratie belangrijk is dat iedere burger deze mee helpt vormgeven en dat burgers dus ook het gevoel moeten hebben dat ze een rol kunnen spelen.
‘Dat klopt. Maar een rol kunnen spelen is niet hetzelfde als altijd je zin krijgen. Bovendien: de VVD is een heel eind opgeschoven naar radicaal-rechts! Die partij kun je niet meer rechts van het midden noemen. Die kan dat geluid toch prima voor haar rekening nemen? Ik denk nog steeds dat deze verkiezingen niet alleen gingen over thema’s als asiel en wonen, maar ook echt over stabiliteit. Na jaren van stilstand en chaos willen veel mensen dat er eindelijk weer stappen worden gezet. Nog liever een besluit waar je het niet helemaal mee eens bent dan helemaal geen besluiten. Op lokaal niveau is er in Nederland zoveel initiatief en creativiteit. Kijk eens naar het boek van Floor Milikowski, Contouren van een nieuw land. Maar ons land zucht onder een incompetente bestuurslaag met ministers die niets klaarspelen. We hebben nu competente mensen nodig. En een premier die laat zien dat hij er wil zijn voor iedereen – óók voor mensen die het niet met hem eens zijn.’
Je haalt in het essay een historicus aan, Donald Kagan (1932-2021), die stelt dat drie dingen onontbeerlijk zijn voor een goed functionerende democratie. Ten eerste: stevige instituties. Ten tweede: burgers met een gedegen democratisch besef. En ten derde: een hoog niveau van leiderschap. Prachtig! Maar… zijn we daar niet mijlenver van verwijderd?
‘De Amerikaanse historicus Donald Kagan (1932-2021) was een groot kenner van de geschiedenis van de Peloponnesische Oorlog. Die oorlog is uitgebreid beschreven door Thucydides en in zijn beschrijving komt een speech aan de orde van de Atheense staatsman Perikles. In mijn boekje heb ik die beroemd geworden speech opgenomen alsook fragmenten uit de biografie van Perikles, geschreven door Plutarchus (ca. 46-120). In mijn inleidende essay verbind ik de redevoering en de figuur van Perikles met actuele vragen over de democratie. Kagan was een conservatief denker die Perikles bewonderde, omdat hij hem zag als een charismatisch leider die het volk ook durfde tegen te spreken. Immers, democratie is niet blind de wil van de meerderheid uitvoeren. Niet: naar de polls kijken en daar je standpunten op aanpassen. Je moet ook tegenwicht bieden. Kagan schreef zijn boek over Perikles in 1991, in een tijd die heel optimistisch was over de democratie. De Berlijnse Muur was gevallen en heel de wereld zou langzaam steeds democratischer worden. Kagan waarschuwt dán, in 1991, al: de democratie spreekt niet voor zichzelf. Het is een kwetsbaar project – “de meest exotische bloem in de jungle” – dat in wezen nogal haaks staat op de aard van het menselijke beestje. Want het liefst wil ik dat de wereld zich voegt naar mij. Maar democratie vraagt dat we het met andere standpunten moeten uithouden. En dat is voor linkse kiezers net zo moeilijk als voor rechtse…’
‘Ik denk dat we leven in een tijd waarin te weinig mensen een goed begrip hebben van wat democratie van ons vraagt. Dat te veel mensen democratie zien als een vorm die jou moet helpen om je eigenbelang zo goed mogelijk te dienen. Om “de meerderheid” ten dienste te zijn. Maar democratie gaat over wederkerigheid: de vrijheid die jij voor jezelf nastreeft, bestaat bij de gratie van de vrijheid van de ander, die jij dus ook moet helpen verdedigen. Terecht hebben we de afgelopen decennia ingezet op persoonlijke vrijheid en ontplooiing van het individu. Maar we zijn de wederkerigheid uit het oog verloren: onze vrijheid vraagt opgestroopte mouwen om haar in stand te houden. Ik denk niet dat we dat helemaal vergeten zijn: er is in Nederland bijvoorbeeld nog steeds veel steun voor onze hulp aan de Oekraïners. Blijkbaar zijn er nog steeds genoeg mensen die in de gaten hebben wat daar op het spel staat. Maar ik denk echt dat we charismatische leiders nodig hebben, democratische natuurlijk, die burgers kunnen meenemen in dat democratische denken en de wederkerigheid die dat vraagt.’
Loop je met charismatisch leiders niet het risico dat ze zich ontpoppen tot populisten? Die Perikles verdedigt vol vuur de democratie. Maar soms denk ik als lezer: nou, nou, die blaast wel hoog van de toren.
‘Zeker, charismatisch leiderschap kan gemakkelijk uitlopen op populisme. Maar democratie ís nu eenmaal een risicovolle onderneming. Er is altijd het risico dat iemand die democratisch aan de macht komt vervolgens te veel macht naar zich toetrekt. Maar moet je er daarom een bleke, on-inspirerende figuur neerzetten? Dan lever je de democratie wellicht uit aan de anti-democraten. Wij zijn – en dat punt maak ik ook in het essay – zo bang voor de Sterke Man, dat we leiderschap op een waakvlam hebben gezet. En let wel: Perikles werd niet alleen bewonderd, maar hij werd ook van alle kanten verguisd, onder anderen door mensen die hem een populist vonden. Maar hij heeft met zijn vuur en zijn overtuigingskracht heel veel tot stand gebracht. Burgers weten niet altijd precies wat ze willen. Ze laten zich op ideeën brengen door mensen waar ze vertrouwen in hebben. Onderzoek liet onlangs zien dat veel Nederlanders verlangen naar een sterke leider. Dat werd al snel geïnterpreteerd alsof Nederlanders graag een autocraat zouden verkiezen die de rechtsstaat aan zijn laars lapt. Maar dat hoeft natuurlijk niet. Je kunt ook iemand als Perikles verkiezen.’
Hoe brengen we mensen, ook jongeren, democratisch ethos bij?
‘Niet door het als overheid klakkeloos over de heg van het onderwijs te kieperen. Ik zie nu veel docenten ermee worstelen. Je zult ook zelf het gesprek aan moeten gaan. Discussie en debat is cruciaal voor de democratie. Organiseer het debat.
Ik heb de moderne, ontkerstende mens wel eens vergeleken met een naaktslak die voortdurend op zoek is naar iets om zich mee aan te kleden. We zijn heel kwetsbaar geworden in de openbare ruimte en dat maakt dat we ook sneller met elkaar in conflict komen. Dat mijnenveld, dat is misschien wel de grootste uitdaging van deze tijd. In de verzuilde samenleving waren we allemaal onderdeel van iets groters. Van een gemeenschap die ook een horizon, een ideaal had waar je in geloofde. Als je dan een keer een tegenvaller had, dan lag je niet meteen in de touwen. Je had een vangnet. En al willen we niet terug in een soort horigheid aan het collectief, zonder dat collectief zijn we kwetsbaar. We missen ons huisje. Volgens mij kan die notie van wederkerigheid daar iets in betekenen: dat burgers voelen dat ze een rol kunnen – en moeten – spelen in het onderhoud van onze democratie. En dat ze zich op die manier onderdeel weten van een groter geheel waar ze zelf aan mee mogen bouwen.’









